我家的客厅很大。客厅里有两张沙发,四张椅子和一张桌子。客厅里还有电视和电话。我们的电视很新,可是电话很旧。我喜欢我家的客厅。我常常在客厅看电视和听音乐。
Om aan te geven dat iets of iemand aanwezig is op een plaats, gebruik je ook het werkwoord 有 yǒu. Het heeft dan de betekenis: “er zijn”.
De constructie van zinnen die aanwezigheid aangeven, is Plaatswoord + 有 yǒu + dingen / mensen. In de Chinese vertaling van de zin “Er zijn twee mensen in de woonkamer.” zet je “Er zijn” dus niet voorop, maar moet je eerst “in de woonkamer” vertalen. Je krijgt dan: 客厅里有两个人。 Kètīng lǐ yǒu liǎng ge rén.
Het getal “twee” heeft twee Chinese vertalingen: 两 liǎng en 二 èr. Maar let op: je mag ze niet doorelkaar heen gebruiken.
二 èr wordt gebruikt wanneer 二 èr een op zichzelf staand getal is of een van de cijfers in een groter getal is. Bijvoorbeeld, 二 èr “twee”, 十二 shíèr “twaalf” en 二十二 èrshíèr “twee en twintig”.
Als er een maatwoord wordt gebruikt na het getal “twee”, dan moet je 两 liǎng zeggen in plaats van 二 èr. Bijvoorbeeld, 两个人 liǎng ge rén “twee mensen”.
De woordvolgorde in het Chinees is anders dan Nederlands. Bijwoorden/tijdswoorden en plaatsaanduiding staan voor het werkwoord. Bijvoorbeeld, “Ik lees vaak in de woonkamer.” in het Chinees wordt vertaald als: 我常常在客厅看书。 Wǒ chángcháng zài kètīng kàn shū. De woordvolgorde is dus “Wǒ (onderwerp) + chángcháng (bijwoord) + zài kètīng (plaatsaanduiding ) + kànshū (werkwoord)”.
In het Nederlands staat een bijwoord of een tijdswoord na het werkwoord. Bijvoorbeeld, “Ik werk veel.” en “Ik werk vandaag.” Maar in het Chinees staat een bijwoord of een tijdswoord altijd voor het werkwoord. Bijvoorbeeld, 我常常看书。 Wǒ chángcháng kànshū. “Ik lees vaak.” en 我早上看书。 Wǒ zǎoshàng kànshū. “Ik lees ‘s ochtends.”
Een plaatsaanduiding bestaat uit een voorzetsel en een plaatswoord. Bijvoorbeeld, 在客厅 zài kètīng “in de woonkamer” en 在书房 zài shūfáng “in de studeerkamer”. Een plaatsaanduiding staat altijd voor het werkwoord. Bijvoorbeeld, 我在客厅看电视。 Wǒ zài kètīng kàn diànshì. “Ik kijk tv in de woonkamer.”